Woonnieuws Amsterdam

vrijdag 10 juni 2011

Het Iepenplein - stukje proza over een echt plein..

Voor degenen die het stukje proza van Auke Kok in het Parool dd 8 Juni gemist hebben - de columnist was zo vriendelijk het mij toe te sturen (zie onder). Een mooie schets van een oudere bewoonster aan een echt plein in Amsterdam. En toevallig heb ik daar deze leuke woning te koop.

Iepenplein, door Auke Kok

Ze kijkt door het raam alsof ze op de uitkijk zit. Alsof ieder moment een vriendin kan opduiken met wie ze gezellig gaat winkelen. Misschien is dat ook zo. Hopelijk wel, want erg vrolijk ziet ze er met haar grijze, halflange haar en afzakkende mondhoeken niet uit. Haar bril met bruine glazen maakt haar voorkomen er evenmin uitbundig op.
De vrouw duwt haar neus bijna tegen het raam. Boven haar hoofd een vitrage van de vooroorlogse generatie. Onder haar kin drie vetplantjes en een witte kat van porselein.
Vanachter haar raam op de eerste verdieping heeft ze een mooi uitzicht over het plein, daar ligt het niet aan. Het Iepenplein zou je een van de weinige echte pleinen van Amsterdam kunnen noemen. Hier, in de Oosterparkbuurt, vind je wat elders wordt gemist, beschutting. Rondom zijn huizen, en al is het nieuwbouw uit de jaren tachtig, dus lang niet zo mooi als de karakteristieke huizen van vroeger, uit de tijd dat de vrouw achter het raam nog jong was, ze zijn beter dan niets.
Zeker zo belangrijk: geen trams of auto’s die de vlakte doorklieven.
Vlakbij ligt het Beukenplein. Overal restaurantjes en winkeltjes, maar vanwege het doorgaande verkeer niet veel meer dan een breed stukje Beukenweg. Geen pleingevoel. Geen uitnodiging tot neervallen. Het Iepenplein doet dat juist wel.
De vrouw staat op, draait half weg van het raam. Kijkt dan toch weer — haar ogen volgen schoolkinderen, tot die de hoek om zijn. Dan verdwijnt ze uit beeld.
Vijf minuten later keert ze terug. Uitdrukkingsloos gaat haar blik naar het plein, naar de gele stenen met hun warme gloed, de grappige zitjes van natuursteen. Naar de Marokkaanse jongens met petjes op het verste deel, naar de zwarte mannen links van haar.
De aanblik van het plein, de bankjes, de lantaarnpalen als reusachtige sneeuwklokjes, lijkt haar hart niet te verwarmen. Wie weet kan niets dat meer.
Er komt geen vriendin. Niemand komt. De vrouw zit waarschijnlijk voor het raam omdat buiten meer is te zien dan binnen. En door haar plekje voor het raam af te wisselen met een ander plekje in haar woonkamer krijgt ze iets van variatie. Dat moet het zijn. Ook iemand die de hoop heeft opgegeven moet iets doen om een middag door te komen.
Als ze in een uur vijf periodes voor het raam heeft gezeten, draait ze een van de vetplanten een kwartslag om: klaar voor de zesde periode.